”Je hebt gewonnen, Galileeër” is een worsteling van de atheïstische Anton van Hooff met zijn eigen rooms-katholieke verleden. Geloof komt voort uit onwetendheid en gebrek aan onderzoek.
De titel van dit boek is ontleend aan het sterfbed van keizer Julianus de Afvallige (331-363). Hoewel de leer van Christus absurd was, had deze toch gewonnen. Het boek is vooral boeiend omdat de auteur met de verliezer sympathiseert en meewarig terugkijkt op zijn eigen christelijke verleden. Het boek is dan ook opgedragen aan oud-klasgenoten: „Telkens als we bij elkaar zijn halen we, meewarig, maar zonder verbittering, herinneringen op aan onze gelovige jeugd.”
De conclusie van het boek is dat je bij het christelijk geloof je verstand moet uitschakelen. Niets onderzoeken maar alleen maar geloven, zou het devies zijn. Daarbij leest Van Hooff Augustinus en Anselmus op barthiaanse wijze, zodat geloven een irrationele sprong in het duister wordt. Dit heeft echter meer te maken met de existentialistische theologie van de twintigste eeuw dan met het geloof dat vervolgens ook begrip zoekt.
Onzorgvuldigheid
Toch had dieper onderzoek ook dit boek gesierd. Met enige regelmaat geeft het blijk van onzorgvuldigheid of een oppervlakkige kennis van zaken waar het de (kerk)geschiedenis en de Bijbel betreft. Het boek stelt bijvoorbeeld over de befaamde uitspraak van Julianus in de inleiding: „Het zijn alleen antichristelijke bronnen die een dergelijke bekentenis van zijn nederlaag geven.” Dat is echter een vergissing. Eigenlijk weet Van Hooff zelf ook beter, want later meldt het boek dat de kerkhistoricus Theodoretos van Kyrrhos is (393-462) deze uitroep van Julianus voor het eerst beschrijft. Bepaald geen antichristelijke bron dus. Een heidense historicus van vroeger datum, Ammianus Marcellinus (330-395), zegt er niets van als hij het einde van Julianus beschrijft. Dat geldt ook voor Libanios (314-393).
Dat Maria ook na haar bevalling maagd bleef, is volgens Van Hooff een leerstuk van het rooms-katholieke christendom en de oosters-orthodoxe kerken, dat niet aanvaard wordt door reformatorische kerken. Het zal wel een indruk zijn die hij van christenen in deze tijd heeft gekregen, maar Calvijn geloofde toch echt dat Maria na de geboorte van Christus maagd gebleven is.
Gebrek aan Bijbelkennis
Sommige verwijten in dit boek zijn gewoonweg ingegeven door gebrek aan Bijbelkennis. Van Hooff vindt dat het type wonderen dat de evangeliën beschrijven slechts meewarigheid opwekt. „Nooit wordt uit naam van Jezus eens een geamputeerd lichaamsdeel hersteld. De antieke kritiek grijpt dit goddelijk onvermogen niet aan.” Mogelijk had Celsus de Schrift beter gelezen en was er niets om aan te grijpen. Wie de evangeliën daadwerkelijk gelezen heeft, weet van de geschiedenis van Malchus in Gethsemane en het geamputeerde oor dat genezen werd. Het lichaam van de gestorven Lazarus verkeerde reeds in ontbinding. Dat Van Hooff vrijmoedig concludeert dat er sprake is van goddelijk onvermogen omdat de wonderen van Jezus alleen maar (psychosomatische) kwalen aan de binnenkant zouden betreffen, geeft aan dat zijn denigrerend spreken over onze Heere Jezus inhoudelijk geen aanleiding vindt in de bronnen. Een veel relevanter vraag was geweest waarom in het Nieuwe Testament nooit onthoofde mensen worden opgewekt uit de dood. Heeft dat een finaliteitsduiding vanuit de antieke cultuur of is het toevallig?
Zoete koek
Veel verhaalde doch zelden onderzochte uitspraken als dat Augustinus geen Grieks gekend zou hebben of dat Origenes zichzelf ontmande, worden voor zoete koek geslikt en doorgegeven. Ook weet de auteur te vertellen dat zelfs de evangelist Lukas aan geen enkel literair criterium voldoet. Het kerstverhaal is onbeholpen en tot behoorlijke compositie was de evangelist niet in staat. Daarmee gaat Van Hooff in tegen de jarenlange overtuiging van het klassieke onderwijs in Nederland dat het Grieks van Lukas het klassieke voldoende benadert om er staatsexamen gymnasium/vwo in te mogen doen. Natuurlijk is het Grieks van Mattheüs en Johannes van een ander gehalte, maar veel beter dan zelfs gepromoveerde classici vandaag de taal beheersen. Bovendien, de auteur beseft kennelijk niet dat „hun pijnlijk onvermogen om één taalregister te hanteren” juist pleit voor de echtheid van deze documenten als vroegchristelijk getuigenis.
”Je hebt gewonnen, Galileeër” is een boek dat zowel atheïsten als gelovigen stof tot denken biedt.
N.a.v. Anton van Hooff; Je hebt gewonnen, Galileeër. Denken versus geloven in de oudheid, uitg. Omniboek; 192 blz.; € 22,99
Deze boekbespreking leest u hier in het Reformatorisch Dagblad.