De onkunde van hedendaagse theologiestudenten over de eigen hervormde/katholieke traditie is werkelijk ontstellend. Ik beperk me tot mijn eigen kerk, de HHK. Een geleerde collega was onlangs onderweg met een aantal seminariestudenten. Ze raakten in gesprek, maar toen hij naar het Reveil verwees, begreep geen van hen waarover hij het had…
Ik behoor tot de weinige overgeblevenen in theologisch Nederland die zoiets zowel schokkend als buitengewoon teleurstellend vinden. De onkunde zit in de tijdsgeest. Niet gehinderd door kennis van zaken, kennen we betekenis toe. Onze beleving staat centraal. Theologie is religiewetenschap geworden met de gelovige mens in het middelpunt.We zijn vooral bezig met onszelf, terwijl we vanuit het Grote Gebod toch zouden moeten weten dat het juist niet om onszelf, maar om God en de naaste gaat.
De wekelijkse formule
Dat alles had zijn weerslag in hoe we met de Bijbel omgaan. Enige tijd geleden schreef ik over mijn zorgen over het verdwijnen van de confessionele prediking. Zorgvuldige uitleg van de Bijbeltekst en naar de bedoeling van de bron toegepast op onze tijd, wordt steeds zeldzamer. Theologische studenten zijn daartoe niet meer in staat omdat ze zowel de talenkennis als de exegetische vaardigheden missen. Bovendien verkeren niet weinigen onder de valse veronderstelling dat de ware prediking zou bestaan uit: 104 maal per jaar essentieel hetzelfde verhaal houden met een andere Bijbeltekst. Waarbij het verschil dan bestaat uit de verpakking. Het gereformeerd existentialisme verslaat nog steeds zijn duizenden.
Andere prediking
We denken katholiek te zijn en nazaten van de kerk van reformatie en nadere reformatie. Maar is dat nog werkelijk het geval? Pas las ik een aantal preken van Voetius. Dit geeft ookal aan dat ik tot een uitstervend ras behoor, want tegenwoordig worden zelfs de kanselproducties van Luther en Calvijn zelden meer gelezen. Behalve dan voor het incidentele citaat dat het eigen verhaal onderschraagt. Als we Calvijn eens daadwerkelijk als voorbeeld namen, zou onze prediking dramatisch winnen aan inhoud.
Dat geldt ook voor Voetius. De Utrechtse hoogleraar uit de zeventiende eeuw is om ten minste vijf redenen verkwikkend en verfrissend om te lezen.
Ten eerste omdat hij geen formule preekt, maar Bijbeluitleg doet zonder er allerlei zaken bij te slepen waar de tekst niet over gaat.
Ten tweede omdat hij de gemeente serieus neemt als gedoopte christenen en aanspreekt vanuit wat de Heere over hen gezegd heeft in en bij het Sacrament.
Ten derde omdat hij de band met de kerk van alle tijden bewaart en koestert. Voor hem is het belangrijk wat Augustinus of Hiëronymus ervan vindt en dat zijn eigen mening in een betrouwbare geestelijke traditie staat.
Ten vierde omdat hij wedergeboorte niet op de hedendaagse romantische en existentialistische manier behandelt, als een mystieke ervaring op latere leeftijd die heilszekerheid verschaft, maar bij gedoopte christenen vereenzelvigt met de heiligmaking, leven uit Gods Woord bij de doop uitgesproken: “Desgelijks is het doel van onze wedergeboorte of heiligmaking: een radicale besnijdenis van zichzelf van alle werken van het vlees en de kruisiging van de oude mens der zonde, 1 Cor. 6 : 10, 11, Rom. 6 : 5, 6.” (Voetius, preek over Jacobus 2:12).
Ten vijfde, Voetius rekent evenzeer af met de visie dat het bij geloven allemaal om ons en onze zaligheid zou gaan. Geloven heeft slechts één doel, heiligmaking: stoppen met zondigen en leven voor God.
“Het doel van ons geloof en onze hoop is de reiniging van zichzelf van de vuiligheden van de zonde, Hand. 15 : 9, 1 Joh. 3 : 3. Om dan deze zaken af te sluiten, vragen wij: “Is het doel van het Evangelie en de leer van de grote genade Gods aan de mensen dan niet het verzaken van de goddeloosheid en wereldse begeerlijkheden, en het matig, rechtvaardig en Godzalig leven in deze tegenwoordige wereld? “, Tit. 2 : 11, 12.”
Tijd om Voetius te lezen. En na te volgen.
Ik herken volledig wat u schrijft. Ik verbaas me er ook over dat er zo weinig mensen lijken te zijn in de gereformeerde traditie die dit probleem publiekelijk aan de kaak durven te stellen. Reflectie voor de opleiding van studenten aan het HHS: krijgen zij wel voldoende kennis mee over de eigen gereformeerde traditie?
Broeder Zuiddam,
Het is een terecht punt dat je hier aansnijdt. In 1 Thessalonicenzen 4:3 staat: “Want dit is de wil van God: uw heiligmaking.” En in Hebreeën 12:14 lezen we: “Zonder heiligmaking zal niemand God zien.”
In Hebreeën 13:20 wordt duidelijk dat ons geloof in het volbrachte werk van Christus blijkt uit een leven naar de wil van God. Door de inwoning van de Geest worden wij volmaakt tot alle goed werk. Hij werkt in ons wat welbehaaglijk is voor Hem.
In het boek Geestelijk leven van Theodorus à Brakel geeft hij geestelijke leiding aan iemand die twijfelt of hij door God gekend is in liefde en tot het eeuwige leven verordineerd is (blz. 268-269). Hij legt daarbij de drie stukken uit: ellende, verlossing en dankbaarheid. Opvallend is de verdeling: ellende beslaat slechts 20 woorden, verlossing 130 woorden, en dankbaarheid maar liefst 658 woorden. Dit onderstreept het belang van een leven uit dankbaarheid. Brakel gaat ervan uit dat iemand zowel het Woord als het sacrament gebruikt ter versterking van zijn geloof.
“Aan de vruchten kent men de boom.” (Mattheüs 7) Er wordt te veel gepreekt tot het geloof, en te weinig over hoe we uit het geloof leren leven – in alle godzaligheid en eerbaarheid. Het geloof in Christus doet ons leven vanuit de hoop op een beter leven en brengt ons tot werken door de liefde: “Hoedanig behoren wij te zijn in heilige wandel en godzaligheid?” (2 Petrus 3:11)
In Mattheüs 5:23-27 betoogt Jezus dat een huis standhoudt in het oordeel en in de crises van het leven wanneer wij Zijn woorden (met name Mattheüs 5-7) horen én doen. Horen zonder doen is geen optie, en evenmin horen met slechts de intentie om te doen. Het gaat om daadwerkelijke gehoorzaamheid in het Koninkrijk van God.
Ik meen daarom dat de enge poort, waarna de smalle weg volgt, niet moet worden betrokken op de wedergeboorte in engere zin, maar op de belijdenis dat Jezus Heer (Kurios) is. Dit heeft alleen waarde wanneer wij daarna de smalle weg bewandelen van het horen en doen van Jezus’ woorden. Door Zijn Geest worden wij daarin meegenomen. Het is immers onmogelijk dat iemand zegt in Jezus te geloven en dat Zijn Geest in hem woont, terwijl hij niet de weg gaat van sterven aan zichzelf en opstaan in Hem.
In dit verband bedoelt Voetius met wedergeboorte niet de eerste geloofservaring, maar de dagelijkse vernieuwing van ons leven – het verloochenen van onszelf, het opnemen van ons kruis (een bewuste keuze tot navolging) en het volgen van Jezus in Zijn lijden én in Zijn opstanding. Juist door je zaligheid te werken, leer je in al je onvolmaaktheid de zondige aard van je hart kennen. Dit dwingt je om op Jezus te zien en te geloven dat het bloed van het eeuwige testament niet alleen nodig is tot verzoening, maar ook daadwerkelijk reinigt van alle zonden. Het leert je juist leven vanuit het volbrachte werk van Christus.
In de navolging van Jezus leer je leven van genade. Hierin wordt een echte relatie met Hem zichtbaar, en blijkt de werkelijkheid van de wedergeboorte. Jezus zegt: “Volg Mij! Ik werk in je het willen en het werken naar Mijn welbehagen.”
Wij komen tot onze bestemming door het geloof in Jezus Christus, en dat geloof draagt onmiskenbaar vrucht – vrucht van de Geest. Wie geen vrucht draagt, laat zien dat er geen geloof is en dat Gods Geest niet in hem woont.
Nogmaals dank voor je column, Benno.