Wist u dat reformatorische christenen gebroken hebben met een eeuwenoude kerkelijke traditie omdat een anti-protestantse paus dat gebood? We hebben het over het begin van het nieuwe jaar op 1 januari.
Bij het seminarium proberen we bewust de band met de Kerk van alle tijden en plaatsen vast te houden. Daarom komt op het kerkelijk examen van kandidaten bewust een boek aan bod dat 1400 jaar geleden geschreven werd: de Handleiding voor Pastorale Zaken (Regulae Pastoralis Liber). Het is geschreven door Gregorius de Grote die aan het eind van de zesde eeuw bisschop van Rome was. Zonder uitzondering blijken onze kandidaten enthousiast: Hier heb je wat aan, wat is dit praktisch, principieel en geestelijk!
De band met Gregorius komen we ook tegen in Calvijns Institutie. Weinig pausen worden zo dikwijls en met zoveel instemming door de reformator aangehaald als Gregorius. Hij was nog paus in de vroegkerkelijke zin. Alle bisschoppen van grote steden werden paus genoemd. De bisschop van Rome functioneerde als een primus inter pares, een eerste onder gelijken. Dat kwam omdat de leer van de apostelen niet alleen in de Bijbelse geschriften, maar ook mondeling werd overgeleverd. Die gedachte vinden we reeds in 2 Thes. 2:15: “houdt de inzettingen die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief.” Daarom heeft de Kerk vanaf het begin de kinderdoop toegepast en vrouwen aan het Heilig Avondmaal toegelaten. Deze zaken werden beschouwd als apostolische instelling, ookal wordt er niet specifiek over gesproken in het Nieuwe Testament.
Bloedbruiloft en kalender
Na de dood van Calvijn, werd een andere Gregorius bisschop van Rome, nummer 13 van die naam. Zijn naam werd synoniem met de beruchte index van verboden boeken en bestrijding van de protestanten. Slechts een paar maanden na zijn pausschap vond de Bloedbruiloft plaats in Parijs. Tienduizenden protestanten werden verraderlijk vermoord. Toen Gregorius ervan hoorde, liet hij het Te Deum zingen. De graaf van Bentheim was juist met zijn vrouw op weg naar Parijs toen het nieuws hem bereikte. Hij maakte rechtsomkeert en proclameerde meteen het calvinisme aan als staatsgodsdienst Bentheim. Aan de vruchten herkent men de boom.
Diezelfde paus Gregorius besloot in 1582 de kalender te veranderen, omdat die inmiddels 11 dagen achterliep bij de zonnestand. Op donderdag 4 oktober 1582 volgde vrijdag 15 oktober. Het ging echter om veel meer dan het inbrengen van een schrikkeljaar. De paus veranderde onze kijk op tijd. Hij besloot eigenmachtig om het begin van het nieuwe jaar op 1 januari te stellen. Door de eerste januari af te kondigen als het begin van het nieuwe jaar, maakte de paus duidelijk dat hij zich aansloot bij de heidense Caesars. Net als de paus namen deze de titel van Pontifex Maximus (hoogste priester) en keizer aan. Hun jaar begon op 1 januari, dus Gregorius gaf in feite de voorkeur aan de heidense benadering van de tijd boven de gevestigde christelijke gebruiken in Oost en West. Net als in het boek Openbaring (13:16) gingen zakelijke belangen boven principes en integriteit. Juist de protestante handelsgewesten Holland en Zeeland gehoorzaamden de paus bijna meteen (december 1582), even snel als het Roomse Frankrijk. Veel christen bleven grote bezwaren houden. In 1701 bezweken bij ons Friesland, Groningen en Drenthe als laatsten. Engeland hield stand tot september 1752.
Oude stijl
Voor 1582 namen we de vleeswording van Christus (Lucas 1:26-56) als uitgangspunt voor de kalender. Dat gaat tenminste terug op de kerkvader Irenaeus die verklaarde dat de conceptie van Christus samenviel met de lijdenstijd, rond 25 maart. De incarnatie was de belangrijkste viering, Kerstmis (negen maanden later) slechts het onvermijdelijke gevolg. De uitdrukking anno domini verwijst naar de vleeswording, niet naar Kerstfeest. De Westerse Kerk zag de incarnatie als het centrum van het panorama van de wereldgeschiedenis: schepping, zondeval, incarnatie, verlossing en herstel.
Tot aan de Franse tijd gold in Nederland 1 januari overigens alleen als begin van het nieuwe jaar voor zakelijke doeleinden. Voor kerk en staat begon het nieuwe jaar op “de 25e maart Oude Stijl, zijnde de5e van 5 April Nieuwe Stijl”, zoals het overzicht van de Amsterdamse handelsbelangen (gedrukt in 1763) laat zien. In Engeland begint het belastingjaar daarom nog steeds op 6 april (25 maart Oude Stijl op het moment van vaststelling). Dat 1 januari in Nederland ook gezien wordt als het begin van het burgerlijk jaar is een product van de Franse Revolutie. De oorsprong daarvan en de kerkelijke aanpassing daarbij (o.a. oudejaarsdiensten) dateert uit de 19de eeuw.
Wat nu?
De kalender van de paus en de Franse Revolutie hebben ons wereldbeeld geseculariseerd. Daardoor staan we als samenleving niet meer stil bij het hart van de verzoening: de vernederde staat van Christus, die mens werd in de volheid des tijds voor een wereld verloren in schuld. Dat we ook als bevindelijk gereformeerden de gedachten van de paus en Napoleon maatgevend zijn gaan zien, tekent onze geestelijke staat.
De wereld en de kalender kunnen we niet hervormen. Wel kunnen we zoals de kerkvaders en de (nadere) reformatoren weer bewust gaan leven ab anno incarnatione domini. Hoe dan? Door in het komend jaar bewust onze zaligheid buiten onszelf te zoeken in Hem die door Zijn vleeswording Middelaar werd tussen God en mensen.
Een gezegend 2023 toegewenst!
Bron: Zicht op de Kerk, januari 2023